Conclusie advocaat-generaal (26/11/19) over TUPE-richtlijn bij bedrijfsoverdracht aan verschillende overnemers

27/11/2019

Op 25 mei 2018 heeft de Belgische arbeidsrechtbank van Gent een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over hoe de TUPE-richtlijn (in België geïmplementeerd via cao 32bis) moet worden geïnterpreteerd in het geval er sprake is van een gelijktijdige overdracht van verschillende onderdelen van een onderneming, welke onderdelen overgaan op verschillende verkrijgers.

Het HvJEU werd gevraagd de volgende vragen te beantwoorden: Moet de TUPE-richtlijn aldus worden uitgelegd dat in het geval van een gelijktijdige overgang van verschillende onderdelen van een onderneming, welke onderdelen op verschillende verkrijgers overgaan,

  1. de arbeidsovereenkomst van een werknemer die in elk van de overgegane onderdelen werkzaam was, op elk van de verkrijgers overgaat, zij het naar evenredigheid van de omvang van het dienstverband van voornoemde werknemer in het door elke verkrijger verworven onderdeel van de onderneming, of
  2. moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat voornoemde rechten en verplichtingen in hun geheel overgaan op de verkrijger van het onderdeel van de onderneming waar voornoemde werknemer voornamelijk werkzaam was, of
  3. in die zin dat, indien de bepalingen van de richtlijn op geen van de voornoemde wijzen kunnen worden uitgelegd, er geen sprake is van overgang op een verkrijger van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst van de voornoemde werknemer, hetgeen ook het geval is indien de omvang van de arbeid van de werknemer in elk van de overgedragen onderdelen van de onderneming niet afzonderlijk kan worden bepaald?

De conclusie van de advocaat-generaal van 26 november 2019 lijkt in beginsel de mogelijkheid van een overgang op elk van de verkrijgers toe te staan, naar evenredigheid van de omvang van de tewerkstelling van de werknemer in het door elke verkrijger verworven deel van de onderneming.